Voorjaarsnota en meerjarenperspectief op hoofdlijnen

Voorjaarsnota en meerjarenperspectief op hoofdlijnen toegelicht

Terug naar navigatie - Voorjaarsnota en meerjarenperspectief op hoofdlijnen toegelicht

De basis van deze voorjaarnota en kadernota ligt in de Programmabegroting 2025 zoals u die heeft vastgesteld in november 2024. In die programmabegroting presenteerden wij een meerjarenraming die niet sluitend was. Dat is uiteraard niet gebruikelijk, maar gezien het aankomende ravijn wel realistisch. Zo lang het Rijk geen extra middelen beschikbaar stelde aan de gemeenten, bleef het tekort bestaan. Uit de begroting bleek daarom ook de noodzaak om te starten met het project 'ombuigingen'. Het resultaat van het project 'ombuigingen 2026 en verder' is opgenomen in deze voorjaarsnota 2025 en kadernota 2026-2029.

Zoals u ongetwijfeld weet, hebben er de afgelopen tijd indringende gesprekken plaatsgevonden tussen de VNG en het Rijk. Lange tijd leken deze gesprekken weinig op te leveren. Halverwege april zijn echter nieuwe uitkomsten van deze gesprekken openbaar gemaakt. Daaruit blijkt dat er in de voorjaarsnota van het Rijk extra middelen worden geraamd voor de Nederlandse gemeenten. Als we de voorjaarsnota van het Rijk doorrekenen voor onze gemeente, dan betekent dat dat we met name in 2026 en 2027 extra middelen ontvangen. Dat neemt een deel van de financiële druk weg, maar nog niet alle problemen zijn opgelost. Het ravijn wordt namelijk verschoven naar 2028 en wordt slechts ten dele gedempt. Het betekent echter wel dat we minder hoeven om te buigen dan we eerder dachten. De ombuigingen kunnen daardoor ook beperkt blijven tot maatregelen die financieel technisch van aard zijn. Deze maatregelen zijn niet pijnlijk en onze inwoners zullen van deze maatregelen weinig merken.

In de tabel hierna worden de wijzigingen in ons financieel meerjarenperspectief getoond. Na de tabel staat een toelichting op de verschillende posten.

+ = voordeel - = nadeel Voorjaarsnota Kadernota
Eindtotaal per programma 2025 2026 2027 2028 2029
Stand programmabegroting na begrotingswijzigingen 1 t/m 4 1.647.700 -1.739.100 -1.583.700 -1.899.200 -1.350.800
Wijziging septembercirculaire 2024 341.000 471.000 518.000 546.000 604.000
Wijziging decembercirculaire 2024 142.000 133.000 224.000 311.000 399.000
Verwerken uitganspunten (cao, belasting, loon- en prijscompensatie) 800.000 563.300 563.300 516.800 516.800
Beginstand voorjaarsnota 2025 en kadernota 2026-2029 2.930.700 -571.800 -278.400 -525.400 169.000
Mutaties voorjaarsnota / kadernota*:
Diverse kleine over- en onderschrijdingen (cf. fin.verordening < € 50.000) -214.800 -113.800 -63.800 -63.800 -63.800
Programma 0 Bestuur en ondersteuning
Programma 1 Veiligheid
Programma 2 Verkeer, Vervoer en Waterstaat -149.000 -60.000 -60.000 -60.000
Programma 3 Economie
Programma 4 Onderwijs 117.800 104.800 104.800 232.000 -96.300
Programma 5 Sport, Cultuur en Recreatie -350.000 -377.500 -27.500 -27.500 -27.500
Programma 6 Sociaal Domein -852.500 -1.570.700 -1.637.000 -1.567.000 -1.567.000
Programma 7 Volksgezondheid en Milieu -39.100 -50.400 -53.400 -56.200
Programma 8 Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Stedelijke vernieuwing -884.000 -294.300 -294.300
Overzicht algemene dekkingsmiddelen
Overzicht Overhead -452.600 -431.200 -457.700 -495.200 -532.700
Overzicht Onvoorzien
Eindtotaal programma's -2.785.100 -2.721.800 -2.485.900 -2.034.900 -2.403.500
Prognose ontwikkelingen
Ontwikkelingen en risico's -200.000 -500.000 -500.000 -750.000 -750.000
Nieuwe zittingsperiode college -250.000 -500.000 -500.000 -500.000
Totaal prognose ontwikkelingen -200.000 -750.000 -1.000.000 -1.250.000 -1.250.000
Prognose middelen van het Rijk
Middelen voorjaarsnota 2025 van het Rijk 890.000 3.040.000 2.950.000 740.000 700.000
Middelen voorjaarsnota 2025 van het Rijk - besparingsopgave (neutraal effect) 600.000 600.000
Herijking gemeentefonds 390.000 390.000 390.000
Totaal prognose middelen van het Rijk 890.000 3.040.000 3.340.000 1.730.000 1.690.000
Ombuigingen
Ombuigingsmaatregelen 1.639.000 1.732.800 1.754.300 1.649.800
Benodigde eenmalige investeringen om ombuigingen te realiseren -258.000
Totaal ombuigingen - 1.381.000 1.732.800 1.754.300 1.649.800
Stand na voorjaarsnota 2025 en kadernota 2026-2029 835.600 377.400 1.308.500 -326.000 -144.700
*De bedragen per programma kunnen afwijken van de bedragen in de daadwerkelijke begrotingswijziging. Dit wordt veroorzaakt doordat kosten als totaalbedrag opgevoerd zijn bij een programma vanwege het inzicht in de totale kosten. In de begroting zijn de daadwerkelijke kosten echter verspreid over verschillende programma's. Het effect op het begrotingssaldo is echter gelijk.

Toelichting

Terug naar navigatie - Toelichting

De beginstand van deze voorjaarsnota 2025 en kadernota 2026 is de stand van de Programmabegroting 2025. Nadien zijn er nog begrotingswijzigingen geweest (1 tot en met 4). Deze wijzigingen zijn conform raadsbesluiten verwerkt.

Het begrotingssaldo wijzigt daarnaast door de septembercirculaire 2024 en de decembercirculaire 2024. Wij informeerden u via afzonderlijke memo's over de effecten van de circulaires. De circulaires worden nu verwerkt in de begroting. Daarnaast hebben we het financieel meerjarenperspectief geactualiseerd op basis van de reguliere uitgangspunten (middelen voor loon- en prijsontwikkeling, cao-ontwikkeling, enzovoort). Dit leidt tot een beginstand van deze voorjaarsnota 2025 en kadernota 2026-2029.

We hebben in deze voorjaarsnota en kadernota diverse mutaties en ontwikkelingen opgenomen. Deze lichten we hieronder op hoofdlijnen toe. In de programma's en het hoofdstuk 'ombuigingen' worden deze mutaties gespecificeerd.

Mutaties voorjaarsnota/kadernota
De mutaties vanuit de programma's zijn onder te verdelen in indexaties, autonome ontwikkelingen, specifieke uitkeringen en nieuwe ontwikkelingen.

Indexaties
Al jaren is ons uitgangspunt bij de begroting dat we de nullijn hanteren bij het indexeren van de budgetten, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om daarvan af te wijken. Ook dit jaar hanteren wij datzelfde uitgangspunt, met name ook vanwege de beperkte financiële ruimte die we hebben. We zien op een aantal gebieden dat de nullijn niet realistisch is, hier zijn argumenten om van die lijn af te wijken. Zo stijgen de tarieven in het sociaal domein nog steeds behoorlijk. Wij hebben geen invloed op deze tariefstijgingen, daarom moeten we deze extra uitgaven opnemen in onze begroting.

Autonome ontwikkelingen
Voor de autonome ontwikkelingen geldt in principe hetzelfde als de indexaties. Wij hebben hier geen tot weinig invloed op en ontkomen er niet aan om deze op te nemen in onze begroting. Een voorbeeld van een autonome ontwikkeling is bijvoorbeeld onze bijdrage aan verbonden partijen zoals de Veiligheidsregio Fryslân. Autonome ontwikkelingen zijn uitgaven die hoe dan ook gedaan (moeten) worden.

Specifieke uitkeringen
Wij krijgen in de loop van het jaar diverse beschikkingen van specifieke uitkeringen. Dat houdt in dat wij een bijdrage ontvangen van het Rijk of een andere mede-overheid. Deze zijn echter nog niet in de begroting opgenomen. Deze extra middelen moeten daarom nog worden geraamd aan zowel de baten- als de lastenkant, zodat uw raad de uitgaven autoriseert. Voor ons begrotingssaldo zijn de specifieke uitkeringen budgettair neutraal.

Nieuwe ontwikkelingen
Om onze ambities en doelen te behalen is op een aantal punten bijstelling nodig. Daarnaast zijn we van mening dat we er goed aan doen om een aantal nieuwe zaken op te nemen in de begroting. Dit vanwege nieuwe inzichten, nieuwe wetgeving of nieuwe ontwikkelingen.

Prognose ontwikkelingen
Wij zien op dit moment diverse ontwikkelingen op ons afkomen, waarvan we het financieel effect nog niet kunnen overzien. Een aantal van deze ontwikkelingen staat beschreven in het hoofdstuk 'Actuele ontwikkelingen en risico's'. Ook het feit dat het Rijk (vanaf 2028) al rekening houdt met diverse voordelen in de uitgaven, brengt extra risico's voor ons als gemeente met zich mee. Het is niet realistisch om er van uit te gaan dat al deze ontwikkelingen opgelost kunnen worden binnen ons financieel meerjarenperspectief. Om die reden vinden wij het verstandig om hiervoor een bedrag te ramen. Daarnaast komen de gemeenteraadsverkiezingen in 2026 er aan. De nieuwe raad en het nieuwe college zullen andere of nieuwe ambities hebben. Hiervoor reserveren wij financiële ruimte.

Prognose middelen van het rijk
Op 18 april zijn de eerste signalen over de voorjaarsnota 2025 van het Rijk openbaar gemaakt. In de voorjaarsnota van het Rijk is een aantal punten opgenomen die de financiën van de Nederlandse gemeenten beïnvloeden. Deze punten zijn het resultaat van intensieve en indringende gesprekken tussen het kabinet en de VNG. De volgende punten zijn opgenomen in de voorjaarsnota van het Rijk:

  • Er worden structurele middelen opgenomen om de terugval van het gemeentefonds in 2026 te dempen. De terugval van ongeveer € 2,4 miljard wordt vanaf 2026 met € 400 miljoen gedempt, oplopend naar € 424 miljoen in 2030. Er blijft dus nog ongeveer € 2 miljard van het ravijn over.
  • Het accres is geactualiseerd met de macro-economische cijfers van het Centraal Economisch Plan (CEP) 2025.
  • Voor de financiering van de jeugdzorg worden middelen toegevoegd aan het gemeentefonds (structureel € 414 miljoen). Daarmee wordt het structurele tekort in de jeugdzorg gelijk verdeeld over Rijk en gemeenten. Het tekort van 2023 en 2024 blijft voor de helft voor rekening van de gemeenten komen en wordt (nog) niet gecompenseerd. 
  • Het ingroeipad van de maatregelen van de Hervormingsagenda Jeugd wordt voor de jaren 2026 en 2027 verzacht met respectievelijk € 498 miljoen en € 447 miljoen. De volledige besparing van de Hervormingsagenda moet nog steeds worden gerealiseerd, maar nu vanaf 2028.
  • Het Rijk gaat er van uit dat het financiële beeld in 2028 verandert. Zij gaan ervan uit dat de maatregelen uit de Hervormingsagenda dan hun beoogd effect hebben en zien zelfs extra mogelijkheden om de kosten te beperken (eigen bijdrage jeugdzorg, verkorten trajectduur). Daarnaast is er een extra besparingsopgave ingeboekt vanwege de indexering van het oorspronkelijke prijspeil (2019) van de opbrengst van de Hervormingsagenda. Wij zetten serieuze vraagtekens, net als de VNG, bij de haalbaarheid van de maatregelen en het beoogd effect. De VNG heeft hier overigens, namens de Nederlandse gemeenten, nog niet mee ingestemd.
  • Tot slot wordt er, anders dan de commissie van Ark adviseerde, geen indexatie toegepast van de middelen voor de kosten van de jeugdzorg.

Hoewel deze punten pas opgenomen worden in de meicirculaire, doen wij alvast een prognose over de omvang van deze middelen. Deze prognose laat zien dat een deel van de financiële druk bij de Nederlandse gemeenten is weggenomen, maar nog niet alle problemen zijn opgelost. Het ravijn schuift twee jaar op en er resteert nog steeds een gat.

Naast de prognose van de voorjaarsnota van het Rijk doen wij een prognose op het gebied van de herijking gemeentefonds. Per 2023 is een nieuw verdeelmodel voor het gemeentefonds ingevoerd. Wij zijn hierin voordeelgemeente. Dat wil zeggen dat wij een grotere bijdrage vanuit het gemeentefonds zouden moeten ontvangen. Voor de invoering van het nieuwe verdeelmodel wordt een ingroeipad gehanteerd. Volgens dat ingroeipad ontvangen wij nu maximaal € 37,50 per inwoner meer uit het gemeentefonds. Minister Uitermark van Binnenlandse Zaken heeft ons laten weten dat per 1 januari 2027 de volgende stap van het ingroeipad wordt gezet. Dat wordt gedaan op basis van geactualiseerde kostendata en de dan beschikbare onderzoeksresultaten over het gemeentefonds. Wij verwachten dan het maximale bedrag van € 15 per inwoner extra te mogen ramen.

Ombuigingen
Op basis van de begroting 2025 en de meerjarenraming 2026-2028 was een ombuigingstraject onontkoombaar. Hiervoor is het project 'ombuigingen 2026 en verder' opgestart. Het resultaat van dat project is een maatregelenpakket met ombuigingen. Doordat het Rijk extra middelen beschikbaar stelt, kunnen de ombuigingen op dit moment worden beperkt tot financieel-technische maatregelen. Deze maatregelen zijn niet pijnlijk en raken onze inwoners bijna niet. 
Er zijn een paar maatregelen die eerst een eenmalig bijdrage vragen, alvorens deze een besparing op kunnen leveren. Dit betreft de maatregel van de omgevingsvisie (€ 250.000) en de verduurzamingsmaatregelen vastgoed (€ 8.000). Alle maatregelen zijn beschreven in het hoofdstuk 'Ombuigingen 2026 en verder'.