Dit overzicht gaat over de algemene dekkingsmiddelen. Het kenmerk van deze dekkingsmiddelen is dat ze vrij besteedbaar zijn. Ze zijn dus niet aan een bepaald programma gebonden. Met de algemene dekkingsmiddelen is de financiële dekking van de bestedingen in de programma`s 0 tot en met 8.
Specifieke dekkingsmiddelen zijn bijvoorbeeld de opbrengst afvalstoffenheffing, de opbrengst rioolheffing maar ook de specifieke uitkeringen van het rijk. Specifieke uitkeringen zijn onder andere de Gebundelde Uitkering (BUIG; zie programma 6). Ook noemen we in dit verband de SPUK Sport (zie programma 5). De specifieke dekkingsmiddelen staan dus opgenomen in de betreffende programma`s in deze begroting. Ze verlagen het saldo van lasten en baten op het betreffende programma.
Gemeentelijke belastingen
Naast de twee taakvelden van de onroerende-zaakbelastingen (OZB) wordt hier ook het taakveld Belastingen overig opgenomen. Dat zijn de precariobelasting en de reclamebelasting. In Wolvega wordt vanaf 2016 reclamebelasting geheven vanuit het principe 'Voor ondernemers, door ondernemers'. De opbrengst van reclamebelasting wordt volledig uitgekeerd als subsidie aan de Stichting Ondernemersfonds Weststellingwerf (SOW). In 2020 is de verordening aangepast en is de heffingsmaatstaf gewijzigd. 2021 is het tweede jaar dat de tarieven gebaseerd zijn op de WOZ-waarden voor de aanslagen reclamebelasting.
Het rijk heeft besloten dat gemeenten vanaf 1 juli 2017 geen precariobelasting op kabels en leidingen meer mogen heffen. Voor onze gemeente geldt een overgangsregeling tot 1 januari 2022.
Onder het taakveld Economische promotie vallen de toeristenbelasting en de forensenbelasting. In de paragraaf lokale heffingen gaan we uitgebreid in op de gemeentelijke belastingen.
Algemene uitkeringen en overige uitkeringen gemeentefonds
Gemeenten ontvangen geld van het rijk uit het gemeentefonds om hun taken uit te voeren. Het is de grootste inkomstenpost voor iedere gemeente. Gemeenten mogen zelf bepalen waar ze dit geld aan besteden. Uiteraard wel binnen de regels van de wet.
Hoeveel geld een individuele gemeente uit het gemeentefonds krijgt, hangt af van de kenmerken en de belastingcapaciteit van een gemeente. De belastingcapaciteit geeft aan hoeveel belasting een gemeente jaarlijks kan innen. Het rijk kijkt bij de verdeling van het gemeentefonds over de gemeenten onder meer naar:
- aantal inwoners
- aantal jongeren
- aantal huishoudens met een laag inkomen
- aantal bijstandsontvangers
- oppervlakte van de gemeente.
We noemen er vijf. De ''landelijke pot van het gemeentefonds'' wordt verdeeld over alle gemeenten op basis van ruim 80 verdeelmaatstaven. Een groot deel van het geld uit het gemeentefonds keert het rijk uit in de vorm van een Algemene uitkering. Daarnaast zijn er nog integratie- en decentralisatie-uitkeringen. Een decentralisatie-uitkering is tijdelijk voor een bepaald aantal jaren. Een integratie-uitkering is ingesteld met de bedoeling dat het op korte termijn overgaat naar de Algemene uitkering. Dat is vanaf 2019 grotendeels gebeurd met de integratie-uitkering Sociaal domein.
Gemeenten ontvangen normaal gesproken op drie tijdstippen in het jaar informatie over de gemeentefondsuitkering. De raming van de gemeentefondsuitkering voor de jaren 2021-2024 is in deze programmabegroting bepaald op basis van de mei-circulaire 2020. Voor 2021 verwachten we € 47 miljoen uit het gemeentefonds te ontvangen.
Algemene uitkering
De omvang van de Algemene uitkering is afhankelijk van de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Geeft het rijk meer uit dan neemt de ¨landelijke pot¨ ook toe. Geeft het rijk minder uit dan komt er in de ¨gemeentefonds-pot¨ ook minder. Elk jaar maken we in september en mei hiervan een berekening. Ook de compensatie van het rijk voor de stijging van de lonen en prijzen zit er in. In deze programmabegroting hebben we die cijfers geactualiseerd op basis van de mei-circulaire 2020. Van de € 47 miljoen aan verwachte gemeentefondsuitkering heeft € 42,2 miljoen betrekking op de Algemene uitkering.
Overige uitkeringen
De integratie-uitkering Sociaal domein is min of meer ontvlecht. Het grootste deel zit ingaande 2019 in de Algemene uitkering. Uitzondering daarop zijn de onderdelen ¨Voogdij/18+¨ en ¨participatie¨ (WSW). Voor deze onderdelen is er nog een afzonderlijke integratie-uitkering. We ontvangen hiervoor in 2021 € 4,9 miljoen.
September-circulaire 2019 vergeleken met mei-circulaire 2020
De uitkomsten uit de mei-circulaire 2020 zijn positiever dan die van de september-circulaire 2019. Dit komt met name door de verwachte hogere rijksuitgaven ten opzichte van de miljoenennota die het gevolg zijn van vorig jaar in september is verschenen. De omvang van het gemeentefonds is gegroeid. De belangrijkste verklaring daarvoor ligt in de hogere ontwikkeling van de lonen en prijzen, gebaseerd op gegevens van het Centraal Plan Bureau. Vanaf 2022 ontwikkelen de accressen zich negatief. Verder zit er in het participatiebudget voor 2021-2024 een geleidelijke afbouw. Dit is gebaseerd op de voorspelde uitstroom uit de WSW voor de komende jaren.
Treasury
Alle rente ramen we op het taakveld Treasury. Dat is de rente die we moeten betalen voor de langlopende geldleningen die we hebben. Daar tegenover staat de ontvangen rente voor geldleningen die wij als gemeente hebben verstrekt (bijvoorbeeld de hypothecaire geldleningen aan ambtenaren).