Overzicht Algemene dekkingsmiddelen

Overzicht

Terug naar navigatie - Overzicht
Portefeuillehouder(s) Jongebloed
Organisatie Dienstverlening, Bestuur en Organisatie

De begroting onderscheidt specifieke dekkingsmiddelen en algemene dekkingsmiddelen. Specifieke dekkingsmiddelen zijn bijvoorbeeld de opbrengst afvalstoffenheffing, de opbrengst rioolheffing maar ook de specifieke uitkeringen van het rijk. Ze hangen altijd samen met een concreet beleidsveld. Ze staan opgenomen in de betreffende programma’s. Deze dekkingsmiddelen verlagen het saldo van lasten en baten op de betreffende programma’s in de begroting.

De algemene dekkingsmiddelen onderscheiden zich van specifieke dekkingsmiddelen doordat ze vrij besteedbaar zijn. De besteding van deze inkomsten is vooraf door de verstrekker niet aan een bepaald programma (doel) gebonden. De algemene dekkingsmiddelen vormen de financiële dekking van de bestedingen in de programma’s 0 tot en met 8.

Het overzicht bestaat uit de volgende taakvelden:

  • OZB woningen
  • OZB niet-woningen
  • Belastingen overig
  • Economische promotie
  • Algemene uitkeringen en overige uitkeringen gemeentefonds
  • Treasury

Gemeentelijke belastingen
Naast de twee taakvelden van de onroerende-zaakbelastingen (OZB) wordt hier ook het taakveld Belastingen overig opgenomen. Dat zijn de precariobelasting en de reclamebelasting. De reclamebelasting is per 1 januari 2016 ingegaan en eindigt vooralsnog per 31 december 2020. De raad kan besluiten na deze datum de heffing van de reclamebelasting voort te zetten. Het rijk heeft besloten de heffing van de precariobelasting op nutsbedrijven per 1 juli 2017 af te schaffen. Voor onze gemeente geldt een overgangsregeling tot 1 januari 2022. Onder het taakveld Economische promotie vallen de toeristenbelasting en de forensenbelasting. In de paragraaf lokale heffingen gaan we uitgebreid in op de gemeentelijke belastingen.

Gemeentefonds
Gemeenten ontvangen geld van de Rijksoverheid uit het gemeentefonds om hun taken uit te voeren. Het is de grootste inkomstenpost voor iedere gemeente. Gemeenten mogen, binnen de wettelijke regels, zelf bepalen waar ze dit geld aan besteden. Ze leggen daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Naast de gemeentefondsuitkering ontvangen de gemeenten nog specifieke uitkeringen zoals de Gebundelde Uitkering (BUIG) om de uitkeringen van mensen die zijn aangewezen op één van de bijstandsregelingen, te betalen. De bijdrage van het rijk daarvoor staat in programma 6. 

Hoeveel geld individuele gemeenten uit het gemeentefonds krijgen, hangt af van de kenmerken en de belastingcapaciteit van de gemeenten. De belastingcapaciteit geeft aan hoeveel belasting een gemeente jaarlijks kan innen. De Rijksoverheid kijkt bij de verdeling van het gemeentefonds over de gemeenten onder mee naar:

  • aantal inwoners;
  • aantal jongeren;
  • aantal uitkeringsgerechtigden;
  • oppervlakte van de gemeente;
  • grootte van de watergebieden.

We noemen er vijf. In totaliteit zijn er ingaande 2019 ruim 80 verdeelmaatstaven die het rijk gebruikt om de "gemeentefonds-pot" te verdelen over alle gemeenten.

Een groot deel van het geld uit het gemeentefonds wordt uitgekeerd in de vorm van een Algemene uitkering. Daarnaast zijn er nog integratie- en decentralisatie-uitkeringen (17%). Een decentralisatie-uitkering is tijdelijk voor een bepaald aantal jaren. Een integratie-uitkering wordt ingesteld met de bedoeling dat het op korte termijn overgaat naar de Algemene uitkering. Dat is met ingang van 2019 grotendeels gebeurd voor de integratie-uitkering Sociaal domein. Vanaf 2019 is de verhouding

  1. Algemene uitkering 83% (was 58%)
  2. Integratie-uitkering Sociaal domein 14% (was 34%)
  3. Decentralisatie- en (overige) integratie-uitkeringen 3% (was 8%).

In deze programmabegroting laten we als gevolg van de overgang van de middelen van het Sociaal domein naar de Algemene uitkering 't Hek Sociaal domein als gesloten systeem los. 

Gemeenten ontvangen normaal gesproken op drie tijdstippen in het jaar informatie over de gemeentefondsuitkering. Dit jaar is in maart een extra circulaire uitgegeven waarin de (financiële) gevolgen van het regeerakkoord, de Startnota en de Programmastart van het interbestuurlijke programma (IBP) zijn verwerkt. 

De raming van de gemeentefondsuitkering voor de jaren 2019-2022 zijn in deze programmabegroting gebaseerd op de mei-circulaire 2018. Voor 2019 verwachten we ruim € 44 miljoen uit het gemeentefonds te ontvangen. 

Algemene uitkering
Voor 2019 ontvangt onze gemeente een Algemene uitkering (1) inclusief overige uitkeringen (3) van € 39,1 miljoen. De ontwikkelingen van de Algemene uitkering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Als de rijksuitgaven toenemen dan stijgt ook het gemeentefonds. Omgekeerd is ook het geval. Hebben we te maken met een verlaging van de rijksuitgaven (bijvoorbeeld als gevolg van rijksbezuinigingen) dan wordt ook het gemeentefonds minder. De mei-circulaire 2018 maar ook de eerder uitgekomen maart-circulaire 2018 laten een toename zien van de rijksuitgaven met name als gevolg van stijgende uitgaven aan zorg en sociale zekerheid, extra investeringen van het kabinet Rutte III en een stijging van de lonen en prijzen. Ongeveer € 1,00 extra aan rijksuitgaven leidt tot € 0,10 extra voor de "landelijke pot" van het gemeentefonds.  

Integratie-uitkering Sociaal domein
De integratie-uitkering Sociaal domein is min of meer ontvlecht. Het grootste deel is ingaande 2019 overgeheveld naar de Algemene uitkering. Uitzondering daarop zijn de onderdelen "Voogdij/18+" en "participatie" (WSW) waarvoor een afzonderlijke integratie-uitkering is ingesteld. Voor deze onderdelen ontvangen wij voor 2019 ruim € 5,3 miljoen.

Treasury
Alle rentelasten en rentebaten worden geraamd op het taakveld Treasury. Ook de renteontvangsten voortkomende uit het verstrekken van leningen aan ambtenaren, woningcorporaties enzovoort worden op dit taakveld begroot. 

Algemene dekkingsmiddelen

Terug naar navigatie - Algemene dekkingsmiddelen
Exploitatie Rekening 2017 Begroting 2018 Begroting 2019 MJB 2020 MJB 2021 MJB 2022
Lasten
0.5 Treasury 2.315.635 2.166.430 559.530 423.672 275.954 145.026
0.61 OZB woningen 171.717 163.899 204.479 187.813 171.146 171.146
0.62 OZB niet-woningen 147.554 155.401 171.147 171.147 171.147 171.147
0.64 Belastingen overig 1.429.234 1.431.482 2.449.450 2.449.450 2.444.450 91.550
3.4 Economische promotie 56.066 58.108 58.108 58.108 58.108 58.108
Totaal Lasten 4.120.207 3.975.320 3.442.714 3.290.190 3.120.805 636.977
Baten
0.5 Treasury -3.338.307 -2.015.579 -538.649 -489.658 -431.076 -340.544
0.61 OZB woningen -3.075.696 -2.910.915 -2.925.915 -2.925.915 -2.925.915 -2.925.915
0.62 OZB niet-woningen -1.810.205 -1.758.261 -1.767.261 -1.767.261 -1.767.261 -1.767.261
0.64 Belastingen overig -2.727.030 -1.436.895 -2.440.900 -2.440.900 -2.400.900 -48.000
0.7 Algemene uitkering en overige uitkeringen gemeentefonds -40.548.218 -41.456.274 -44.561.821 -44.808.609 -45.170.847 -45.543.082
3.4 Economische promotie -186.945 -168.178 -168.178 -168.178 -168.178 -168.178
Totaal Baten -51.686.401 -49.746.102 -52.402.724 -52.600.521 -52.864.177 -50.792.980

Toelichting

Terug naar navigatie - Toelichting

Algemeen
De voorschriften geven aan hoe de rentelasten en -baten verwerkt moeten worden in de begroting. Daarin is ook de berekening opgenomen welke percentage we moeten hanteren om de rentekosten te verdelen over de taakvelden. Voor 2019 komen we uit op een percentage van 2%. Dat is hetzelfde percentage als 2018. 

Begroting 2019 ten opzichte van de begroting 2018
Lasten

Treasury
Op het taakveld treasury staat de rente die we moeten betalen voor onze langlopende geldleningen (zie ook de paragraaf financiering). Deze rentekosten berekenen we door aan de taakvelden in de programma's. De totale doorberekende rente is in mindering gebracht op de rente die we moeten betalen. Hier staat dus het saldo. Dat is vorig jaar niet op die manier gebeurd. In de begroting 2018 zijn de rentekosten die zijn doorberekend aan de taakvelden onder de baten opgenomen.  

OZB woningen en OZB niet-woningen
Voor met name de woningen stijgen de kosten voor het jaar 2019 en 2020. Dit komt doordat de taxaties van woningen vanaf 1 januari 2022 moeten worden gewaardeerd op basis van oppervlakte. We waarderen woningen nu nog op basis van inhoud (m3). Voor die omzetting is in 2019 € 33.000 en in 2020 € 17.000 nodig. Ook de kosten van de Waarderingskamer en voor beeldmateriaal zijn ingaande 2019 voor het eerst opgenomen. De kosten van de Waarderingskamer werden in het verleden rechtstreeks uit het gemeentefonds betaald. Met ingang van 2019 wordt die werkwijze aangepast.   

Belastingen overig
De stijging ten opzichte van 2018 betreft grotendeels een jaarlijks hogere storting in de voorziening precariobelasting (zie ook hieronder en zie ook de paragraaf lokale heffingen).    

Baten

Treasury
Hier staat de rente die we ontvangen van derden (inclusief de rente die we doorberekenen aan de grondexploitatie). Ook de te verwachten dividenduitkering (met name BNG) staat hier geraamd.  

OZB woningen en OZB niet-woningen
Uitgangspunt in deze programmabegroting is om de gemiddelde woonlasten voor het belastingjaar 2019 gelijk te houden aan die van 2018. De geraamde opbrengst van 2019 en volgende jaren is gebaseerd op de verwachte opbrengst over 2018 inclusief autonome stijgingen (nieuwbouw/verbouw). 

Belastingen overig
De stijging ten opzichte van 2018 komt doordat we jaarlijks ruim € 1 miljoen extra aan opbrengst precariobelasting heffen. Dit komt door een toename van het aantal te belasten strekkende meters kabels en leidingen (zie ook paragraaf lokale heffingen).

Algemene- en overige uitkeringen gemeentefonds
De ramingen zoals in deze programmabegroting opgenomen zijn gebaseerd op de mei-circulaire 2018. Het laat een  positiever beeld zien dan we hebben opgenomen in de begroting van vorig jaar. Er is sprake van een groei van de gemeentefondsuitkering met name als gevolg van de consequenties uit het regeerakkoord en hogere rijksuitgaven (op basis van de methodiek "samen de trap op en samen de trap af"). In de raming is een voorschot op de ruimte onder het BCF-plafond  (2/3 deel) meegenomen. Dat is € 500.000 (uitgaande van € 506 miljoen macro) per jaar extra voor onze gemeente.

Begroting 2019 en meerjarenperspectief

Belastingen overig
Als gevolg van de afschaffing van de precariobelasting op nutsbedrijven kunnen we op basis van een overgangstermijn tot 1 januari 2022 nog deze belasting heffen. Omdat we de opbrengst (nu nog) jaarlijks storten in een voorziening laat het overzicht met ingang van 2022 zowel een daling zien aan de batenkant (daar staat de geraamde opbrengst) als ook aan de lastenkant (daar staat de storting in de voorziening).

Algemene- en overige uitkeringen gemeentefonds
De omvang van de totale gemeentefondsuitkering neemt ten opzichte van de vorige meerjarenbegroting enorm toe. Ook de verschuiving van integratie-uitkering Sociaal domein naar de Algemene uitkering laat de tabel hieronder zien.

x € 1.000
- is nadelig

Omschrijving

2019

2020

2021

2022

Programmabegroting 2018-2021

 

 

 

 

Algemene uitkering

 

27.534

27.754

27.928

27.840

Integratie-uitkering Sociaal domein

14.115

13.899

13.808

13.736

Totaal gemeentefonds: programmabegroting 2018

41.649

41.653

41.736

41.576

Mei-circulaire 2018

 

 

 

 

Algemene uitkering

 

39.240

39.746

40.278

40.734

Integratie-uitkering Sociaal domein

5.322

5.063

4.893

4.809

Totaal gemeentefonds: mei-circulaire 2018

44.562

44.809

45.171

45.543

Verschil programmabegroting 2018 versus mei-circulaire 2018

 

 

 

 

Algemene uitkering

 

11.706

11.992 12.350 12.894

Integratie-uitkering Sociaal domein

-8.793 -8.836 -8.915 -8.927

Verschil stand met begroting voorgaande jaar

2.913

3.156

3.435

3.967

Treasury
Het renteresultaat neemt jaarlijks af met name ook omdat we steeds minder rente toerekenen aan de grondexploitatie als gevolg van de jaarlijks afnemende boekwaarde door verkoop van grond.