Begroting op hoofdlijnen

Financieel vertrekpunt

Terug naar navigatie - Financieel vertrekpunt

Het financiële vertrekpunt van deze programmabegroting is de eindstand van de programmabegroting 2019-2022. In de kadernota 2020-2023 hebben we die eindstand geactualiseerd. 

x € 1.000
Omschrijving Begroot 2020 MJB 2021 MJB 2022 MJB 2023
Eindstand programmabegroting 2019-2022 -455 163 581 1.131
Mutaties gemeentefonds op basis van september-circulaire 2018 alsmede verwachte compensatie lonen en prijzen 851 839 851 860
Verwachte loonontwikkelingen per 01-01-2019 3% -535 -535 -535 -535
Verhoging lokale heffingen op basis van prijsindex 1,5% 85 85 85 85
Compensatie lonen en prijzen subsidie-instellingen -20 -20 -20 -20
Vertrekpunt kadernota 2020-2023 -74 532 962 1.521

Uitgangspunten bij de kadernota 2020-2023

Terug naar navigatie - Uitgangspunten bij de kadernota 2020-2023

Naast beleidsmatige uitgangspunten stellen we ook een aantal technische uitgangspunten voor. Deze hebben betrekking op specifieke onderdelen van de begroting, zoals te hanteren percentages voor rente en loon- en prijsstijging en de ontwikkeling van de lokale lasten. We lichten ze hieronder toe.

Rente
We volgen de notitie rente van juli 2016 van de commissie BBV. In deze notitie wordt ingegaan op de verwerking van de rentelasten en -baten in de begroting en jaarstukken. Op basis van de notitie waarin de berekening van de renteomslag is opgenomen, komen we uit op een (voor)gecalculeerd percentage voor 2020 van 2%. Voor het begrotingsjaar 2019 hanteerden we ook een renteomslag van 2%.

Mutaties gemeentefonds
In mutaties gemeentefonds zijn meegenomen de verwachte compensatie voor lonen en prijzen en de mutaties op basis van de september-circulaire 2018. De uitkomsten van de mei-circulaire 2019 zijn hierin niet verwerkt.

Loonontwikkelingen
Voor de ramingen van de salarissen van het ambtelijk personeel zijn de cao-afspraken het uitgangspunt. Het laatste cao-akkoord loopt tot 1 januari 2019. Er vindt nog overleg plaats tussen de VNG en vakbonden over de nieuwe cao. Als we het gemiddelde percentage nemen van de looneisen van de vakbonden en het eerste bod van de VNG komen we op 3% loonstijging per jaar. Deze verwachting is ook gebaseerd op gegevens van het Centraal planbureau (Centraal Economisch Plan) en afgestemd binnen de OWO-gemeenten.

Ontwikkeling van de lokale heffingen
Voor de lokale heffingen hanteren we het algemeen stijgingspercentage uit het Centraal Economisch Plan. We komen dan afgerond op 1,5%. Uitgangspunt bij de start van de nota is om de woonlasten voor onze inwoners de komende jaren zo veel mogelijk te stabiliseren. 

Prijsstijgingen (inflatie)
We hanteren de nullijn, ook voor prijsgevoelige ramingen. Het uitgangspunt is dat noodzakelijke verhogingen binnen het budget (door bijvoorbeeld efficiëntiemaatregelen) moeten worden opgevangen binnen het budget.
Bij uitzondering kan van deze nullijn worden afgeweken als blijkt/vaststaat dat dit uitgangspunt of de marktwerking niet is uit te voeren. Dan is er een mogelijkheid tot budgetbijstelling. Ook is die mogelijkheid er als we als gemeente op basis van een overeenkomst/contract verplicht zijn subsidie- instellingen te compenseren voor loon/prijsstijgingen.  

 

Alle voorstellen van de kadernota 2020-2023

Terug naar navigatie - Alle voorstellen van de kadernota 2020-2023
+ = voordeel - = nadeel x € 1.000
Voorstellen kadernota 2020 2021 2022 2023
Vertrekpunt -74 532 962 1.521
Alle aanvragen ingedeeld naar:
Structurele gevolgen voorjaarsnota -2.247 -2.167 -2.129 -2.129
Noodzakelijk en onvermijdelijk -703 -804 -862 -812
Gevolgen gemeenschappelijke regelingen 159 195 220 245
Stofkam 393 360 360 360
Voorstellen/maatregelen 1.194 748 1.008 908
Extra bijdrage rijk voor de tekorten jeugdzorg 450 450 0 0
Eindstand Kadernota 2020 -2023 -828 -686 -441 93

Toelichting per categorie

Terug naar navigatie - Toelichting per categorie

Structurele gevolgen voorjaarsnota
De structurele gevolgen van de voorjaarsnota hebben veel impact. Grofweg verslechtert het beeld met € 2 miljoen wat voornamelijk wordt veroorzaakt door de jeugdzorg, hoogspecialistische jeugdzorg, Beschermd Wonen en ook de invoering van een abonnementstarief voor de WMO. De extra incidentele inkomsten van het rijk die we krijgen voor de jeugdzorg zijn afzonderlijk in de tabel opgenomen. De genoemde bedragen zijn gebaseerd op de laatste berichten van de VNG. Daarmee wordt het totale structurele tekort bij lange na niet gecompenseerd.

Noodzakelijk en onvermijdelijk
We hebben signalen gekregen van het rijk dat het BTW compensatiefonds niet toereikend zal zijn. Dit is de grootste noodzakelijke bijstelling wat betreft de algemene dekkingsmiddelen. Ook willen we de gelden voor het project Noordwolde vanaf 2021 in de begroting op nemen (fase 6). We weten dat de provincie haar bijdrage hieraan al in haar eigen begroting heeft staan.

Gevolgen gemeenschappelijke regelingen
De afrekening van Caparis (Groen Zelf Doen) is klaar. Het levert een positief resultaat op. We wachten af wat de verdere ontwikkelingen zijn voor de herstructurering van de gemeenschappelijke SW-regeling en de bijbehorende NV Caparis. Kaderstellend gaan we er vanuit dat dit minimaal budgetneutraal voor onze begroting zal verlopen, zeker in structurele zin.

Stofkam
Op basis van de "tussenstand/vertrekpunt overige ontwikkelingen" in het meerjarenperspectief hebben we dit jaar bij de opstelling van de nota zeer streng gekeken naar onze vastgestelde programmabegroting. We hebben geprobeerd de ruimte er uit te halen en komen met een beperkt aantal besparingsvoorstellen. De meeste van deze voorstellen, die onder het kopje Stofkam zijn opgenomen, betreffen voorstellen om budgetten te verlagen omdat daar geen beleidsmatige verplichtingen en of politieke verwachtingen tegenover staan. Zo besteden we de onderwijsbegeleiding niet meer uit, maar is deze taak overgenomen door onze vlechtwerkers in de scholen. Daarnaast verlagen we het krediet van het uitvoeringsplan bermen omdat er te veel budget is voor de uitvoering van deze taak. De diverse aanbestedingen laten deze ruimte zien.

Voorstellen/maatregelen 

1. Grip op Jeugd
In programma 6 gaan we in op de maatregelen betreffende de jeugdzorg. Ze zijn verzameld in het project ‘Grip op jeugd’.

2. Het dynamisch investeringsprogramma
We stellen een dynamisch investeringsprogramma in. Dit geeft voor nu een ontlasting in de exploitatie. In de paragraaf Dynamische investeringsprogramma is een overzicht opgenomen van de budgetten die we daarin willen opnemen. Als zich nieuwe kansen voordoen, dan zullen we ze toevoegen aan deze dynamische investeringsagenda. We denken dat de projecten die nu zijn opgenomen betaald kunnen worden. Duidelijk is dat het geld wat we aan precario hebben en zullen ontvangen en de budgetten voor de collegeambities voldoende zijn. Belangrijk daarbij is te vermelden, dat de claim op terugbetaling van de precariogelden nog wel aanwezig is. Dit in afwachting van lopende bezwaar- en beroepszaken. De financiële vertaling van de projecten wordt pas in de begroting opgenomen als de projecten gereed zijn voor uitvoering. We komen voor de financiële voorstellen terug bij u. 

3. De Lindewijk exploitatie voortzetten met fase 2
Wij vinden dat wij als college aan u een overwogen en onderbouwd besluit hebben voorgelegd over het voortzetten van de Lindewijk exploitatie. Het zal bijdragen aan de uitstraling van de wijk, voldoen aan de vraag naar woningen en daarnaast levert het voortzetten van de Lindewijk grondexploitatie een structureel voordeel op voor de algemene middelen. De rentekosten nemen we vanaf het jaar 2020 mee in de grondexploitatie van Lindewijk deelgebied 2. Deze zitten dan niet meer in de exploitatielasten vanaf het jaar 2020.

4. Stelpost Risicobeheersing
Voor 2020 zetten we de stelpost risicobeheersing in als dekking.

Extra bijdrage rijk voor de tekorten jeugdzorg
Het kabinet heeft besloten middelen toe te voegen aan het jeugdhulpbudget. In 2020 en 2021 gaat het om jaarlijks € 300 miljoen. Dit betekent voor onze gemeente een extra bijdrage van het rijk van € 450.000 per jaar.

Mei-circulaire 2019 gemeentefonds

Terug naar navigatie - Mei-circulaire 2019 gemeentefonds
x € 1.000
Omschrijving - = nadelig 2020 2021 2022 2023
Stand saldo na kadernota 2020-2023 -828 -686 -441 93
Mutaties algemene uitkering 59 -140 -356 -428
Mutaties integratie-uitkeringen Voogdij/18+ en participatie -265 -226 -292 -406
Vertrekpunt programmabegroting 2020-2023 -1.033 -1.051 -1.088 -741

Herijking exploitatie na kadernota 2020-2023

Terug naar navigatie - Herijking exploitatie na kadernota 2020-2023

Binnen de kaders stellen wij voor om een aantal zaken te wijzigen in de exploitatie. Een specificatie van de aanpassingen staan hierna.

x € 1.000
Herijking exploitatie Begroot 2020 MJB 2021 MJB 2022 MJB 2023
Structurele rijksbijdrage tekort jeugd 450 450
Gemeentelijke heffingen 22 22 22 22
Lagere bijdrage Caparis 268 268 268 268
Personeel -67 -52 147 132
Technische aanpassingen 78 218 199 357
Gemeentelijke panden -68 -68 -68 -68
Overig -14 -32 131 333
Totaal mutaties 219 356 1.149 1.494

Toelichting op herijking exploitatie

Terug naar navigatie - Toelichting op herijking exploitatie

Structurele bijdrage tekort jeugd 
In deze begroting gaan we er vanuit dat het rijk ook voor de jaren 2022 en 2023 een extra bijdrage beschikbaar stelt. In het landelijk overleg van de provincies is afgesproken dat de structurele bijdrage maximaal het bedrag is dat gemeenten krijgen in 2021.  Voorschrift is wel dat we  het voor die jaren opnemen als een stelpost ¨Uitkomst onderzoek jeugdzorg¨. Daarbij moet iedere gemeente ook zelf maatregelen nemen gericht op beheersing van de kosten van de jeugdzorg.

De bedoeling is dat in het najaar van 2020 het onderzoek jeugdzorg van het rijk is afgerond.

Gemeentelijke heffingen
Betreft een hogere opbrengst onroerende-zaakbelastingen als gevolg van verbouw en nieuwbouw.

Lagere bijdrage Caparis
Caparis heeft een dienstverleningsovereenkomst (DVO) aangeleverd met daarin de kosten voor de dienstverlening voor de komende 5 jaren. Dat levert ten opzichte van de eerdere overeenkomst jaarlijks in ieder geval een voordeel van € 268.000 op.

Personeel
Inmiddels is er een nieuw CAO-akkoord afgesloten. We verwachten dat de daarin gemaakte afspraken binnen de financiële ruimte past die we voor de loonontwikkelingen hebben opgenomen in de kadernota. De mutatie hierboven betreft onder andere de uitbreiding van de griffie.  Voor 2020 en 2021 zijn daarnaast ook tijdelijk financiële middelen beschikbaar gesteld voor de personele invulling kantine De Steense (tot 1 september 2020), de aanjaagfunctie Gezond in de Stad en de pilot Griffioenpark 3. Het voordeel in 2022 en 2023 ontstaat door het vervallen van tijdelijke personeelsbudgetten.

Technische aanpassingen 
Dit voordeel betreft grotendeels de kapitaallasten van investeringen. Het komt voornamelijk door inkoopvoordelen op de investeringen.

Gemeentelijke panden
Betreft met name actualisatie van de te betalen kosten van de nutsvoorzieningen en kosten publieke heffingen.

Overig 
Hier staan correcties in voor zowel de uitgaven als de inkomsten. Onder meer is te noemen het bijstellen van de opbrengst voor kermissen op basis van een nieuwe overeenkomst, geen opbrengst meer van de woningcorporatie voor het “sociaal team” dat inmiddels is opgeheven, het aanpassen van de bedragen voor het geplande onderhoud aan onze gebouwen (meerjarenonderhoudsplan gebouwen).

Eindstand

Terug naar navigatie - Eindstand

De uitkomsten van deze programmabegroting 2020-2023 zijn verwerkt in de stand van de algemene reserve. Eind 2023 komen we dan uit op een stand van de algemene reserve van € 17,5 miljoen.

x € 1.000
Omschrijving Begroot 2020 MJB 2021 MJB 2022 MJB 2023
Beginsaldo programmabegroting 2020-2023 -1.033 -1.051 -1.088 -741
Mutaties op basis van herijking exploitatie 219 356 1.149 1.494
Eindsaldo programmabegroting 2020-2023 -814 -695 61 753

Structureel begrotingsevenwicht

Terug naar navigatie - Structureel begrotingsevenwicht

Als in het betreffende begrotingsjaar structurele lasten gedekt zijn door structurele baten is er sprake van structureel evenwicht. Uit de begroting moet duidelijk zijn welke geraamde lasten en baten structureel van aard zijn en welke incidenteel.

Het structureel begrotingsevenwicht wordt berekend door de totale lasten en baten te corrigeren met de incidentele lasten en baten. Het saldo dat overblijft moet positief zijn (de structurele baten zijn dan groter dan de structurele lasten).

Als de eerste jaarschijf van de begroting (het jaar 2020) niet structureel en reëel in evenwicht is, dan moet aannemelijk zijn dat het evenwicht in de begroting in de eerstvolgende jaren (uiterlijk het jaar 2023) er wel is.  Uit de tabel hierna blijkt dat we de laatste twee jaren voldoen aan het structurele evenwicht. Daarmee voldoen we aan de eis van onze toezichthouder om in aanmerking te komen voor repressief toezicht.

x € 1.000
Omschrijving Begroot 2020 MJB 2021 MJB 2022 MJB 2023
Eindsaldo programmabegroting 2020-2023 -814 -695 61 753
Bij: incidenteel saldo 482 344 190 90
Structureel saldo van de begroting -332 -351 251 843

Woonlasten

Terug naar navigatie - Woonlasten

De gemiddelde woonlast - bestaande uit de onroerende-zaakbelastingen voor woningen, de riool- en afvalstoffenheffing - bedroeg in 2019 € 674.  Voor het komende begrotingsjaar is het voorstel de inflatiecorrectie van 1,5% toe te passen op deze woonlasten.

Daarnaast hebben we in deze begroting het voorstel opgenomen om het tarief voor de afvalstoffenheffing te verhogen. In de vorige begroting hebben wij u gemeld dat de staatssecretaris van Financiën van plan is de verbrandingsbelasting die geheven wordt per ton brandbaar afval, fors te verhogen. Voor de begroting 2019 is het tarief voor afvalstoffenheffing niet aangepast en vangen wij de kostenstijging op binnen de exploitatie afval in combinatie met de reserve afvalstoffenverwijdering. Voor het nieuwe begrotingsjaar 2020 kunnen wij die kostenstijging niet meer opvangen binnen het taakveld en zijn wij genoodzaakt om de kostenstijging door te berekenen aan onze inwoners.

De gemiddelde woonlast voor onze inwoners voor 2020 stijgt door bovenstaande aanpassingen van € 674 in 2019 naar € 692 in het begrotingsjaar 2020.